Waar de natuur duizenden jaren over doet over een proces of waar iets maar zelden gebeurt binnen duizenden jaren kan soms dat proces op een kweekveld en met behulp van een laboratorium worden gedaan en wat aanmerkelijk sneller gaat.
Men kan dat doen om dat proces van overerving beter te begrijpen of een methode te testen maar meestal om een erfelijke combinatie te krijgen om een kwaliteit, bijv. specifieke ziekteresistentie, dan vervolgens in een algemene verwant in te kruizen. Het overbrengen van die combinatie kan dan zijn dat 2 wilde tarwe’s gekruist worden en de chromosomen zo worden verdubbeld dat het makkelijk te kruizen, dus over te voeren, is in broodtarwe.
Er zijn een aantal koornsoorten die heel onbekend zijn en dat ondermeer doordat het onder de wetenschappelijke systeemnaam staat, zeg maar Latijn. Daarbij zijn er van die “Latijnse” namen zoveel synoniemen en overlappingen zelfs in naamgeving met andere verwante soorten dat het eigenlijk wetenschappelijk een puinhoop is.
Bij de zelfvoorziener blijft dat door de waarde niet te zien geheel onbekend en wetenschappers zien alleen de genen maar niet het levende wezen.
Daarom wil ik dat terrein openbreken zodat de biodiversiteit meer onder het volk komt.. Bedenk dat een regiem rare dingen kan doen met een genenbank als er honger komt en men het volk op de knieën wilt krijgen. Door middel van belasting betaalt u mee aan genenbanken die dat zaad bewaren dat eens door uw voorouders werd voortgebracht.
Veel interessante koornrassen en koornsoorten – een soort kan uit vele rassen bestaan – zijn onder een code en een vaak summiere naam ondergebracht en zo uit het zicht. Namen als Utrechtse blauwe emmertarwe, Speklt van Hoosterhof of Overhasselter kafloze haver spreekt wel aan. Triticum x flaksbergeri niet.
Een leidraad in de zoektocht van genenbank gegevens zijn namen met als één voorbeeld “inermis” in die naam. Staat er Avena sativa ssp. inermis dan is dat vertaald Naakte gewone haver. Ook kan naaktzadig aangeduid worden met nudis of nuda. Dat heeft allemaal niet met de zedenwet te maken, maar de korrels zitten zo los in het kaf dat de schone korrels uit het kafpakje schieten tijdens het dorsen waar de niet-naakte – ook wel genoemd niet kafloze – de gewone haver is waar het kaf de korrel omsluit. Dus staat er alleen Overasselter haver en verder alleen de systeemnaam Avena sativa ssp. of var. inermis dan weet je dat het een naakte haver is. Dit is een ideale haver voor de zelfvoorziener. Men kan het na het wannen koken als rijst, met de handpletmolen havervlokken van maken of malen tot meel.
Zielsgraag zou ik een mooi levend verhaal over een aantal onbekende soorten willen schrijven maar moet me verlaten op de droge wetenschappelijke gegevens bij gebrek aan nog te kort eigen ervaring. Dus zoals u begrepen heeft is het een oerwoud van door elkaar gebruikte wetenschappelijke namen met daarachter in afkorting van de namen van zij die zich met die verwarrende systematiek bezig hielden. Dan wordt een oude foutieve naam mee gebruikt dan een betere naam. Ik zal dit bij de Georgisch-Armeense tarwe Dika uitleggen.
Het schamele wat ik van sommige rassen kan vinden is uit honderden sites, cookieterreur doorstaand en lange lijsten doorwerken met uiteindelijk een naam zonder verdere toelichting en opvallend dat de meeste bronnen alleen plantensystematiek betreft. Dus te beginnen dat Tarwe tot het plantenrijk hoort, dan tot de grassen, enz.
Noem wel de namen van wetenschappers die zich bezield met een gewas bezig hielden en in ’t kort soms iets statistisch over de mens.
Ontbreken bij verhandeling over onderzoek de afbeeldingen van de betreffende plant notorisch net als waar in wat voor biotoop of plantengemeenschap de betreffende plant leeft dan gaat het meest over genen en heeft een laborant de plant – eindelijk – in de handen kunnen houden om te beschrijven dat de oortjes bij de bladschijf behaard zijn, de kafjes onbehaard, maar de haartjes op de stengelomvattende bladschede …. mikron kang zijn. En dit allemaal in het Latijn.
Maar waar het al of niet behaard zijn, het nut daarvan, verteld niemand. Een plant die behaard of zelfs viltig behaard is beperkt daarmee niet alleen de verdamping wat in een droog klimaat belangrijk is, maar vangt ook meer dauw. In de wetenschappelijke naam vind je dan “mollis” of “pubescens”. Een vochtig klimaat vraagt juist om onbehaarde bladeren en stengels om sneller op te drogen zodat blad- stengelbacteriën en schimmels geen kans krijgen. Met behaarde planten weet je ook dat het stro stoffiger is.
Triticum x flaksbergeri heet hij. Flaksbergerstarwe zou je kunnen zeggen maar niemand noemt de naam. Het is een nummer in de genenbank en verder staat het onbezield in de plantensystematiek. Triticum x flaksbergeri is een kunstmatig gemaakte soortkruizing en de x voor flaksbergeri staat daarvoor. Was het een kruizing tussen twee rassen dan ontbrak dat. Technisch heet het kruizingsresultaat tussen twee soorten een interspecific hybrid.
Toch, als je ziet waar de ouderplanten, de geniteurs, uit ontstaan zijn, zijn ze heel verwant.
Alle tarwevormen hebben het grondpatroon van 7 chromosomen die in een plantencel voorkomen in paarvorm en dus 14 chromosomen.
Triticum x flaksbergeri is ontstaan uit Triticum militinae een naaktzadige vorm van Sanduri en Triticum turgidum ssp. Carthlicum met de Georgische naam Dika. Triticum militinae heeft geen ander naam maar betekent Oorlogstarwe. Dus laat maar.
Triticum militinae en Dika hebben allebei het dubbele paar chromosomen omdat het duizenden jaar oude natuurlijke resultaten zijn van 2 soorten. Hun formule is daarmee 2N = 4x = 28 waar hun beide voorouders 2N = 2x = 14 is. De eerste heeft tetraploid en de tweede diploid. Het was de Rus N. Navruzbekov van het Dagestaanse Experimentele Station van het N.J. Vavilov Instituut te Petersburg die ze kruisde. Deze kruizing heet een octoploid want, net als in de natuur kunnen de chromosomen verdubbelen. De veredelaar doet dat met colchicine, een chemische stof die men uit de zaden van de Herfststijloos (Colchicum autumnale) haalt. Dat verdubbelen gaat als volgt: als een cel zich gaat vermeerderen dan dellt een paar chromosomen zich en elk deel verplaatst zich naar de zijkant. Triticum heeft dan als diploid 7 chromosomen aan de ene kant en 7 chromosomen aan de andere kant van de cel. Vervolgens trekt zo’n chromosoomhelft nucleïnezuren aan uit het celvocht en wel zo dat het een evenbeeld schept zodat het weer een paar is. De chromosomen bestaan uit de 4 nucleïnezuren en daarom spreken we van DNA, wat desoxynucleinacid betekent. Als de paren aan beide zijden zijn gevormd ontstaat er een wand tussen beide groepen en zo heeft de cel zich vermeerderd tot twee cellen met behoud van het chromosomenaantal. Soms gaat dat even anders in de natuur en de veredelaar kan dit nabootsen met gebruik van colchicine die verhindert dat die celwand wordt gevormd.
Omdat verschil in chromosomen-aantal bij bevruchting tot steriliteit leidt weten veel plantensoorten, zoals wilde rozen, zich zuiver te houden. In een verder afgelegen gebied kan een wilde roos voorkomen met hetzelfde aantal chromosomen en als die wordt ingevoerd kunnen die wel wel fertiele nakomelingen geven. Zo weet het Duinroosje zich met een minimum aan chromosomen zuiver te houden terwijl de zelfde soort uit Altaï-Siberië daar voor de dubbele hoeveelheid heeft..
De steriliteit komt doordat als de chromosomen zich delen …